donderdag 19 mei 2016

Oog in oog met de jongen en zijn zakmes


Het volgende verhaal is géén fictief verhaal.

We waren te oud om door onze ouders naar school gebracht te worden en te jong om alleen te gaan. De weg van school naar huis is tien minuten lopen. Geen drukke wegen of kruispunten. Geen afgelegen plaatsen. Vaak werden we door één van onze ouders gebracht en opgehaald. Heel af en toe gingen mijn één jaar oudere vriendinnetje en ik samen naar huis. Soms hand in hand, soms zingend en af en toe ruziënd. Eigenlijk ging dit altijd goed, tot die ene dag. Toen ging alles goed fout.

Ik weet het nog goed. Het weggetje waarover we liepen had gaten in het asfalt. Het was oneven en kronkelde dwars door het veldje vol mooie bloemen en groen gas. We kwamen bijna bij de enige weg die vrij druk was. Eigenlijk niets om bang voor te zijn, maar de auto’s rijden hier te hard vanwege het gebrek aan drempels. Ik weet niet wat ik aan het doen was. Misschien mentaal voorbereiden op het oversteken. Of ik was diep in gedachte verzonken, spelend met mijn fantasie, zoals gewoonlijk.

Ik hoor geschreeuw achter me. Een jongeman met blonde stekeltjeshaar fietst achter mijn vriendinnetje. Ik hoor gescheld. Vroeger was ik echt zo een bangerd. Ik voelde direct de paniek opkomen dus probeerde ik mezelf gerust te stellen. Hij heeft ruzie met haar, hij zal mij niks aandoen. Opeens zet mijn vriendinnetje het op rennen. Ze roept me na. "Sihem, ren, want hij doet je wat." Dapper zeg ik: "Hij heeft toch geen ruzie met mij?"

De PANIEK
Ik draai me om en kijk in een woedend gezicht. Ik zag vuur in zijn ogen branden en zijn gezichtsuitdrukking was akelig. Voordat ik het weet, komt hij dichterbij en fluistert: "Turken horen hier niet." Mijn ogen vangen een glinstering op. Zijn hand had stevig een zilverkleurige zakmes vast. Toen gingen alle alarmbellen rinkelen. Blind stak ik de weg over, helemaal in paniek. Ik zie een auto met grote snelheid op me afkomen. Even leek de wereld stil te staan. Het geluid van piepende remmen werd overstemd door de toeter van de auto. De remsporen lijken krassen op de weg. De stilte daarna voelt zwaar. De vrouw achter het stuur kijkt met grote ogen voor zich uit.

Ik ren naar de overkant. Mijn vriendinnetje is spoorloos. Trillend en huilend zoek ik toevlucht, de jongen nog steeds op mijn hielen. Ik zie een man de bomen van het advocatenkantoor knippen. Van ver af keek hij toe, want het getoet ving zijn aandacht. Toen hij me zag huilen, stopte hij waar hij mee bezig was. "Wat is er aan de hand, meisje", zegt hij bezorgd. Ik draai om en wijs naar de jongeman op de fiets. "Hij heeft een mes bij en wil mij doodsteken", zeg ik bibberig. De man schrikt en kijkt op. Nog voordat hij iets kon zeggen, fietst de jongeman hard weg. "Het was maar een sleutel", schreeuwt hij nog.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten