Het leken kleine olievlekjes, bedacht ik me, toen ik in haar diepblauwe ogen keek. Spikkeltjes die ervoor zorgden dat haar onschuldige ogen nog intenser werden. Ze keek op. "Waar denk je aan?", vraagt ze. Ik had intussen het madeliefje in mijn hand helemaal kaal geplukt. Toen ze me ondeugend aan bleef kijken, strooide ik de witte blaadjes in haar volle bos bruine haar. “Waarom blijf je dat altijd maar vragen? Verzin zelf eens iets om over na te denken.” Het meisje glimlacht.
“Ik zag vandaag op televisie iets ergs. Een meisje even oud als ik had overal bloed op haar gezicht. Ik denk dat ze geen ouders meer heeft.” Na een stilte gaat ze verder: “Later, als ik ouder ben, ga ik haar helpen. En ik ga ervoor zorgen dat de oorlog stopt. Wij leven hier toch ook in vrede? Je kunt gewoon in vrede leven toch?” Ik pluk de witte blaadjes uit haar haar en leg mijn hand op haar schouders. “Ja dat kan, maar dan hebben iets meer mensen zoals jij nodig.”
Op weg naar huis is ze stil. Ik weet dat ze allerlei plannen aan het smeden is in haar hoofd. Zo jong, maar al zo vooruit denken. Ik geniet van van haar koppige gezicht en rebelse ideeën. Haar lippen lijken altijd vuurrood. Haar ogen zo helder. Het contrast van haar witte gezicht en donkere haar maakt haar adembenemend mooi. “Als ik ooit mama word, dan ga ik ervoor zorgen dat mijn kinderen altijd gelukkig zijn. En als ze huilen, dan ga ik een geluksdrankje maken van hun tranen. Dan stoppen we er ook cake in.. en M&MS. Dat maakt ze wel aan het lachen.” Terwijl ze dat zegt, springt ze van steen naar steen.
Ik grabbel in mijn tas. “Over cake gesproken, ik heb chocolade cake bij.” Vrouwen en tassen.. Serieus, we nemen van alles mee maar vinden het nooit terug in onze tas. Zuchtend stop ik en zet mijn tas op de grond. Zij loopt neuriënd verder. Nog voordat ik de platgedrukte cake te pakken heb, duik ik met volle kracht opzij. De klap tegen mijn knie brak iets. Alles gaat opeens snel. Ik hoor mensen gillen. Iedereen rent door elkaar. Ik probeer mijn bewustzijn niet te verliezen. Ik kijk naar boven en zie een man praten in zijn telefoon. Ik wrijf over mijn knie en voel warm bloed. Het meisje. Waar is het meisje?
Bloed sijpelt uit haar mond. Voor de rest is haar gezichtje ongedeerd en nog steeds zó bloedmooi. Mijn ogen dwalen af naar beneden en ik stop even met ademen. Ze zit geklemd tussen een auto en de muur. Haar shirt is doorweekt en haar lichaam heeft een onnatuurlijke positie. Haar benen zijn platgedrukt door de genadeloze bumper. Ademt ze? Ik kan het niet zien. Ik hoor van ver sirenes. De bestuurder van de auto is flauwgevallen. Het plas bloed wordt steeds groter. Ik probeer op te staan, maar de man die bij me staat drukt me terug op de grond. Ik kijk machteloos toen hoe de druppels bloed van de motorkap naar beneden rollen. Ik hoor de ambulancebroeder zeggen: “Het is te laat.”
Rijden onder invloed of terwijl je bezig bent op je telefoon is onverantwoord. Denk na over wiens leven je kapot maakt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten